Parasha 34 In de woestijn  (Midbar)


Lezen Thora: Numeri 1:1-4:20 Haftara: Hosea 2:1-22 2e Testament: Romeinen 9:22-33.


Vandaag beginnen we met het 4e boek van Mozes. Wij kennen het boek met de titel Numeri (= nummers, getallen). De Parasha noemt het ‘In de woestijn, in de wildernis’. Het is opvallend dat de woestijn een plek is, waar Hij zoveel spreekt en vormt. Het is een deur naar de toekomst.

Het lezen van de verzen uit de Thora was deze week in eerste instantie niet erg prikkelend. Toch zijn er lessen aan te ontlenen. Laten we lezen.


Numeri 1:1 Het boek begint met een duidelijk context waar het volk is en wanneer. Op de eerste dag, in de tweede maand van het tweede jaar in de woestijn Sinaï. Daar spreekt de HERE tot Mozes.

Numeri 1:2-16 Mozes en Aäron moet de Israëlieten gaan tellen. Elk iemand van het mannelijk geslacht, ouder dan twintig jaar, geschikt om in het leger te gaan. Een ieder naar zijn familie en geslacht. Van elke stam krijgen ze hulp van het hoofd van de familie: Elisur, Eliab, Nachson. Ik noem enkele namen. De les die we hier uit mogen leren. Elke naam telt, elke persoon heeft een plek. Hij is een God van orde.

Numeri 1:17-19 Mozes voert de telling uit.

Numeri 1:20-46 Alle stammen worden geteld. Van Ruben tot Naftali. Zijn ze een groepsleider, zoals Ruben, Juda, Efraïm en Dan. Hoeveel getelden er in elke stam is, of in de groep van 3 stammen. Opvallend is dat de stam van Juda de grootste is! In totaal zijn er 603.550 getelden. En de stam Levi wordt niet meegeteld, zij doen dienst in de tabernakel en legeren zich uiteindelijk rondom de tabernakel.

Numeri 2:1,2  Nu spreekt de HERE tot Mozes en Aäron. Elke stam heeft een veldteken: banier of vlag, en ook de groep heeft een banier. Elke stam krijgt een plek waar zij gelegerd zijn ten opzichte van de tabernakel.

Numeri 2:3-9 Het begint met Juda! Herinneren jullie de lijn nog die ik noemde in Genesis, tussen Juda en Efraïm? In Numeri komt Juda nadrukkelijker naar voren en wordt de lijn meer zichtbaar. Zij waren de grootste stam en krijgen de belangrijkste plek. Ze worden gelegerd bij de ingang van de tabernakel, aan de oostkant. (samen met Issakar en Zebulon). Het is de plek waar de zon opkomt. Zij zullen het eerst opbreken, als de reis verder gaat.

Numeri 2:10-16 Ruben (samen met Simeon en Gad) moet zich legeren aan de zuidzijde.

Numeri 2:17 Midden in het hoofdstuk weer een herinnering aan Levi. De Levieten zijn gelegerd rondom de tabernakel.

Numeri 2:18-24 Efraïm (samen met Benjamin en Manasse) moeten zich aan de westzijde legeren.

Numeri 2:25-31 Dan (samen met Aser en Naftali) zijn gelegerd aan de noordzijde.

Numeri 2:34 Als alles goed verliep, wat moet dit een indrukwekkend zicht zijn geweest.

Numeri 3:1-4 Nu volgen twee hoofdstukken over de Levieten. Het begint met de lijn van Aäron en zijn zonen, als ook Mozes. Zij komen uit het geslacht van Levi. In vers 38 staat vermeld dat zij voor de ingang van de tent zijn gelegerd, in tegenstelling tot de Levieten.

Numeri 3:5-13 De stam Levi moet vervolgens aantreden, omdat zij dienst doen en zorg dragen in de tabernakel. Hun taken zijn anders dan Aäron en zijn zonen. De Levieten komen in de plaats van alle eerstgeborenen van de Israëlieten. Deze zouden aan Hem gewijd worden, in relatie met de eerstgeborenen van de Egyptenaren, die gedood waren. Jahweh is zeer zorgvuldig.

Numeri 3:14-16 Opnieuw spreekt God tot Mozes in de woestijn Sinaï. Dit laatste heeft een speciale vermelding. Mozes moet de Levieten tellen. Allen die van het mannelijk geslacht zijn en ouder dan één maand.

Numeri 3:17-39 De telling heeft een bijzondere indeling. Levi heeft drie zonen: Gerson, Kehat en Merari. Elke zoon en het opeenvolgend geslacht krijgt een specifieke taak binnen de dienst van de tabernakel. Deze taken worden specifiek beschreven, ook onder wiens verantwoordelijkheid ze vallen: een zoon van Aäron. In totaal worden er 22.000 Levieten geteld.

Numeri 3:40-43 Als deze telling is geweest, krijgt Mozes de opdracht om alle eerstgeborenen van de Israëlieten te tellen. Elke eerstgeborene, ouder dan één maand. Dit blijken er 22.273 te zijn.

Numeri 3:44-51 De Levieten komen in de plaats van elke eerstgeborene. Dan zijn er 273 over, die moeten voor 5 sikkels worden losgekocht.

Numeri 4 De volgende telling komt. De drie geslachten, Gerson, Kehat en Merari, ondergaan opnieuw een telling. Nu worden de mannen geteld die tussen de twintig en vijftig jaar. Het zijn uiteindelijk deze mannen, 8.580 totaal die de taken in de tabernakel moeten vervullen, of juist bij het opbreken, zodat alles geordend zal plaatsvinden. Alles is bedekt.


Hosea 2:1-22 De overgang van de tellingen in het eerste boek, naar dit hoofdstuk uit Hosea vond ik erg groot. Vooral als de context in acht wordt genomen. Hosea moet trouwen met een prostituee en krijgt 3 zonen van haar. In dit huwelijk zit een boodschap verborgen voor Efraïm, de tien noordelijke stammen, later ook Israël geheten.

Het zijn verzen met een enorme bewogenheid. Zij heeft Mij verlaten. Ik zal haar naakt achterlaten. In de woestijn. Er komt een muur tussen haar en Mij. Zij loopt haar minnaars achterna. Steeds dieper komt het besef dat het verlaten van Hem grote gevolgen heeft. Opnieuw wordt ze naar de woestijn gelokt. Daar zal Ik spreken tot haar hart. De woestijn zal worden tot een deur van hoop. Opnieuw zal Ik haar tot bruid werven, voor eeuwig. Ik zal horen.

Woorden schieten eigenlijk tekort.


Romeinen 9:22-33 Paulus citeert ook uit Hosea in deze verzen. Hij roept de Joden, maar ook de heidenen. Wij bevonden ons geestelijk eveneens in een woestijn. Uit Sion komt het heil. Daar is een steen gelegd. Een kostbare hoeksteen. Laten we op Hem ons geloof bouwen.