Parasha 19 Hefoffer, heffing  (Teruma)


Lezen Exodus 25:1-27:19; 1 Koningen 5:13-6:13; 2 Korintiërs 9:1-15


Als we de hoofdstukken van deze Parasha gaan lezen, beginnen we met enkele mooie verzen over ‘vrijwillig geven’ en ‘Ik zal in hun midden wonen’. Daarna volgen gedetailleerde informatie over de tabernakel. Lastiger om daar iets over te schrijven in het type studie wat ik hier post. Door intensieve studie haal je er veel meer uit, maar ik beperk me nu eenmaal tot zoveel beschrijven wat me deze keer opvalt of aanspreekt. En toch… eenmaal aan de slag, kan ik opnieuw zeggen: wat is Hij bijzonder, wat is Zijn Woord rijk.

We gaan naar Mozes die boven op de berg 40 dagen in Gods heerlijkheid is.


Exodus 25:1,2 God begint te bespreken tot Mozes over een hefoffer, heffing (afhankelijk van de vertaling). Hij vraagt van de Israëlieten een vrijwilliger offer, alleen als iemands hart hem daartoe dringt.

Exodus 25:3-7 Gedetailleerd wordt het offer beschreven, wat ze mogen geven.

Exodus 25:8 Dan komt één van de meest fundamentele zinnen uit de bijbel. We denken er niet zo snel aan, maar deze parel komt uit Zijn hart: ‘Jullie zullen voor Mij een heiligdom maken en… Ik zal in jullie midden wonen’.

Exodus 25:9 De HERE toont aan Mozes een hemels model van de tabernakel. Hij moet dit doorgeven, zodat de Israëlieten dit gaan maken. Mozes heeft het zeer goed onthouden, want we lezen hoe elk onderdeel moet worden gemaakt. Exact volgens model: de grootte, de vorm, het soort hout, de type stof. En vooral de bedekking: met goud, of het maken van koper.

Exodus 25:10-22 De ark De beschrijving begint van binnenuit naar buiten, vanuit het hart, de plaats waar Hij uiteindelijk zou komen. Het is de ark met de twee cherubs, beiden met vleugels naar boven en naar elkaar. In de ark zou de ‘getuigenis’ komen, de twee tabletten met de woorden van God. De ark moet geplaatst worden in het heilige der heiligen, daar wil Hij spreken tot Mozes.

Exodus 25:23-30 De tafel Ook de tafel, waar schalen, schotels, kommen en kannen op worden gezet, is met goud overtrokken. Op de tafel komt voor elke sabbat toonbrood te liggen. (Leviticus 24:7,8).

Exodus 25:31-40 De kandelaar De kandelaar, prachtig gemaakt, moet zo worden neergezet, dat het licht naar de voorkant valt. De waarschuwing komt: maak alles naar wat Ik u getoond heb.

Exodus 26:1-37 De tabernakel Het opvallende wat ik las is dat de tabernakel uit één geheel moet zijn. In vers 33 staat dat het voorhangsel het heilige en het heilige der heiligen afscheidt. Opnieuw die waarschuwing: de tabernakel moet exact zijn als het getoonde model.

Exodus 27:1-8 Het brandofferaltaar Alles wat gemaakt moet worden is tegelijk praktisch, geschikt voor het vervoer.

Exodus 27:9-19 Het voorhof Als een el ongeveer 50 cm is, dan is de voorhof 50 meter lang en 25 meter breed. Eigenlijk niet eens zo heel groot.


1 Koningen 5:12-6:13 De overeenkomst tussen het maken van een tabernakel en de tempel zijn er zeker, maar er zijn ook verschillen. David wilde de tempel bouwen, maar hij mocht niet, het is Salomo die de tempel bouwt. Het is niet zo vrijwillig. Salomo roept 30.000 man op, die in herendienst komen. Eigendom dus.

Het huis wordt pas 490 jaar na de uittocht gemaakt. De tabernakel deed dienst tijdens de uittocht, en daarna lang in Silo. Honderden jaren later nadat het volk in het Beloofde Land kwam, kreeg Jahweh een eigen plek om te wonen. Hij spreekt tot Salomo hierover. ‘Wandel in Mijn geboden, gehoorzaam Mij, Ik zal in jullie midden wonen en Ik zal Israël niet verlaten’.


Het diepe verlangen van Hem om onder ons te wonen komt terug. Ja, deze Tempel werd later verwoest, herbouwd en opnieuw verwoest. Toch, Ezechiël profeteert veel over een derde Tempel. Hij wil onder ons wonen. Kort voor de verwoesting van de tweede Tempel kwam Iemand naar deze aarde. Johannes schreef over Hem: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond (=getabernakeld)". De Vader deed alles om onder en in ons te wonen. Hij zond zijn eigen Zoon, die Zijn leven vrijwillig als een offer gaf.


2 Korintiërs 9:1-15 Een prachtige lijn vanuit de Thora met dit hoofdstuk. Over geven, over vrijwillig geven en niet afgeperst. Hij heeft de blijmoedige gever lief. Geef ruimhartig: wie karig zaait, zal karig oogsten. Hij reageert overvloedig, als wij geven.

Een prachtige afsluiting nog: geven draagt niet alleen bij aan de nood van de ander, maar het is een uiting van dankbaarheid. Dan komt een cirkel in werking. Want de ander is ook weer dankbaar wat hij/zij heeft ontvangen, daardoor komt lofprijzing vrij.

Geven is een gave.