Parasha 6  Generaties      Toledot


Lezen Genesis 25:19-28:9; Maleachi 1:1-2:7; Romeinen 9:1-31


Opnieuw is het goed om te benoemen dat dit geen uitgewerkte studie is. Ik beschrijf wat me tijdens het lezen dit jaar opvalt. Dat beschrijf ik, zonder gebruik te maken van naslagwerken. Normaal doe ik dat wel als ik een studie of preek voorbereidt. Het leuke van de door mij gekozen benadering is, dat ik dicht blijf wat mij deze keer opvalt: een lijn, een woord. Volgend jaar zal dat ongetwijfeld anders zijn.

Laten we de draad weer oppakken, nu Sara en Abraham zijn gestorven en Isaak Rebekka heeft ontmoet.


Genesis 25:19 De generaties worden genoemd. Na Abraham komt Isaak. En elke generatie heeft met terugkerende patronen te maken, en… met strijd. Het schuurt, er is wrijving.

Genesis 25:20 Isaak is 40 jaar oud als hij met Rebekka trouwt. Goed om te bedenken dat hij kort daarvoor geofferd zou worden. Met andere woorden: een volwassen man zou geofferd worden, geen kind, of tiener.

Genesis 25:21 Het eerste patroon: ook Rebekka is onvruchtbaar (duurde twintig jaar, kunnen we in vers 26 lezen). Isaak gaat voor haar bidden en ‘de HERE liet zich verbidden’.

Genesis 25:22,23 Het schuren (of wrijving) begint. Al in de moederschoot. Rebekka uit haar moeite. Vervolgens lezen we dat de HERE tot haar spreekt. De strijd wordt niet weggenomen, maar in een profetisch woord eerder bevestigd: twee koninkrijken, de ene is sterker, de oudste zal de jongste dienen.

Genesis 25:25-28 In een paar verzen worden de verhoudingen binnen het gezin van Isaak genoemd. Het karakter van Esau en Jakob komt naar voren, maar ook dat Isaak Esau liefheeft en Rebekka Jakob.

Genesis 25:30 Edom wordt hier genoemd. Een volk wat vaak in de bijbel zal terugkeren als vijand. Denk alleen maar aan Ezechiël 35.

Genesis 25:31-34 De strijd krijgt een nieuwe dimensie. Op een moment dat Esau moe is, en naar eten vraagt, wat Jakob heeft bereid. Jakob is bereid te geven, maar met een (uiteindelijk) vergaand verzoek: Verkoop mij uw eerstgeboorterecht. Esau gaat snel akkoord. Nadrukkelijk wordt genoemd. Hij veracht het eerstgeboorterecht.

Genesis 26:1-11 Het leven gaat verder en we lezen in dit hoofdstuk één van de weinige keren meer over Isaak. Er is hongersnood in het land. Isaak trekt verder en de HERE verschijnt. “Ga niet naar Egypte” en de belofte aan Abraham wordt bevestigd. Isaak gaat naar Gerar en… het patroon herhaalt zich: ‘zij is mijn zuster’. Het wordt niet genoemd, maar het lijkt of een Onzichtbare Hand hen beschermt.

Genesis 26:12 Dit is zo’n mooie tekst. Voor mij persoonlijk: omdat het alles met mijn werk te maken heeft. Het is een uiting van geloof: tijdens droogte (hongersnood) gaan zaaien. De oogst is honderdvoudig. Honderdvoudig staat voor: een nieuw begin, nauwe doorgang, door het oog van een naald.

Genesis 26:13 En die man werd zeer rijk. Ja, dat gaat schuren. De Filistijnen benijdden hem. Verschillende conflicten over water, waterputten worden genoemd. (vers 18-22)

Genesis 26:24 Ondanks een oplaaiende strijd, steeds weer een spreken van God: Isaak, Ik ben met U! Door Abraham draag je de belofte.

Genesis 26:34 Weer een klein patroontje. Ook Esau trouwt op zijn 40e. Maar met die Hethitische vrouw zijn de ouders niet zo blij.

Genesis 27:1 Zonder dat Isaak het zich op dat moment realiseert krijgt de strijd, het conflict de volgende dimensie. Het is ‘door het oog van de naald’. Isaak wil Esau zijn zegen geven. Het eerstgeboorterecht komt in beeld, en dat heeft Esau verkocht.

Genesis 24:5,6 Wist Rebekka van de keus van Esau? In ieder geval komt ze met een gewaagd plan. Als je het leest, voel je de klok tikken. Het is een gewaagd plan, een race tegen de klok. Rebekka is vastbesloten. ‘Gaat het mis, dan is de vloek op mij’.

Genesis 27:21,22 Ondanks dat zijn ogen zwak zijn, lijkt er twijfel bij Isaak. Het is de snelheid waarmee hij het eten krijgt opgediend. Het is de stem van Jabob. Toch, de reuk en de haren van het geitevel overtuigen hem. Ondanks de vraag: Ben jij Esau? Ja, zegt Jakob.

Genesis 27:21,22 De volgende generatie, Jakob, krijgt de zegen die aan de oudste normaal wordt gegeven. Een prachtige zegen met impact tot in de huidige tijd.

Genesis 27:32 Even later komt Esau. Hij noemt zich nadrukkelijk de eerstgeboren zoon. Isaak schrikt geweldig. En als hij Esau niet de zegen verbonden met het eerstgeboorterecht meer kan geven, volgt een bittere, luide schreeuw. Het geluid moet Rebekka en Jakob hebben gehoord. Het bittere geluid van Esau horen wij in deze tijd zeker. De smacht naar de zegen.

Genesis 27:41 De wrok zit diep. Jakob is zijn leven niet veilig. Dat hoort en beseft Rebekka. Zij waarschuwt Jakob en geeft het dringende advies: ga naar Laban. Maar naar Isaak toe lijkt ze er iets aan toevoegen. ‘Ik walg van de vrouw van Esau. Laat Jakob toch niet zo’n vrouw kiezen. Isaak herkent de hint en Jakob krijgt de zegen om te gaan (28:2).

Genesis 28:4 De zegen van Abraham wordt nogmaals bevestigd. Dit dringt dieper door bij Esau. Vooral ook ‘neem u geen Hetitische’. Esau neemt een dochter van Ismaël tot vrouw. Zou deze keus acceptabel zijn?

Het is een parasha vol met wrijving, conflicten tussen broers, in elke generatie komt dit patroon terug. Soms denk ik: kan het ook anders? Hij weet wat Hij doet.


Maleachi 1:1-2:7 Eeuwen later, vele generaties verder, komt de profeet Maleachi op het conflict tussen Esau en Jakob terug. God lijkt ook een dimensie toe te voegen: ‘Esau heb ik gehaat, Jakob heb ik lief’. Een woord wat terugkeert en de reden voor God lijkt te zijn is ‘veronachtzamen’. Esau veronachtzaamde het eerstgeboorterecht. Dit roept iets op. Ook als je het geven van offers veronachtzaamd.

Maleachi 1:5,11,14 Zie je de parels over Zijn grote Naam?


Romeinen 9 Weer enkele generaties verder, schrijft Paulus over Isaak, over Rebekka, over Esau, over Jakob. Over de strijd van de broers? Paulus strijdt met zijn eigen broers, het volk Israël. Zijn houding is weer een andere dimensie: ik wil wel verbannen zijn, als ze Hem, Christus, maar leren kennen.

Wat is onze houding ten opzichte van de strijd tussen de broers? Of naar onze oudste broer toe? Willen wij dienen of heersen? Jeshua kwam uit de oudste broer naar ons. Hij kwam om te dienen. En wij?