Parasha 24 Gebied   Tsav


Lezen Leviticus 6:8-8:36; Jeremia 7:21-8:3; 9:23,24; Marcus 12:28-34 (of Hebreeën 9:11-28)


Optioneel: Maleachi 3:4-4:6. Dit is de laatste en vierde sabbat voor Pesacha. Deze sabbat wordt genoemd: de Grote Sabbat (Shabbat HaGadol).

Na de Sabbat (voor ons op zaterdagavond) begint Pesach met de Sederavond. Veel extra lezingen zijn er de komende dagen, maar ik beperk me tot de Parasha van deze week. We gaan verder met de offers. Vorige week lag meer de nadruk op welke offers er zijn en waar ze voor zijn bestemd. Nu worden de offers opnieuw benoemd. Vooral de wijze van offeren wordt extra onderstreept.

Het valt op dat ‘Hij gebiedt’ (draag op) noemt. Meestal is er sprake van: Hij sprak. Nu is het meer. Gebieden heeft te maken met regels vaststellen. Jahweh stelt ze nadrukkelijk vast. Want Hij komt met het onderwijs. Ik las eerder over de connectie tussen Tsav (Gebied) en Tsion (Sion): eens zal uit Sion nogmaals het onderwijs uitgaan naar de volken. Kunnen we dan nog vrijblijvend met Zijn onderwijs omgaan?

Voor mij begon de Parasha een beetje saai, maar de samenhang met de andere gedeelten maakten mij enthousiast.


Leviticus 6:8-13 Het brandoffer Opnieuw en begrijpelijk begint het met het brandoffer. Daar gebiedt Hij tot Mozes als eerste over. Bijvoorbeeld het brandoffer moet voortdurend blijven branden. In aparte kleding moet het as worden verwijderd en buiten de legerplaats worden gebracht. De priester moet specifieke kleding hiervoor gebruiken. Pas na verwijderen van as mag er nieuw vuur komen. Beeld van zuiverheid en elke keer een geheel nieuw offer?

Leviticus 6:14-23 Het spijsoffer Wat mij opvalt is dat Aäron en zijn zonen de ongezuurde koeken op een heilige plaats moeten eten. En het spijsoffer van een priester zal geheel worden verbrand en niet worden gegeten. Mijn eerste gedachte: een priester staat tussen het volk en Hem, maar niet tussen priester en Hem?

Leviticus 6:24-30 Het zondoffer Eén iets wat mij opvalt is het strikte voorkomen van aanraken (bespatten door het bloed), ook de aarden en koperen vaten moesten vrij blijven.

Leviticus 7:1-10 Het schuldoffer Opmerkelijk vind ik het vers dat uitsluitend het mannelijk geslacht van de priesters het schuldoffer mogen eten.

Leviticus 7:11-21 Het vredeoffer Dit offer zal gebracht worden als een lofoffer, gelofteoffer of een vrijwillig offer. Het mag niet op de 3e dag meer gegeten worden.

Leviticus 7:22-27 Opnieuw benadrukt Hij om niet het bloed en het vet te eten. Doet iemand het wel, dan zal hij of zij uitgeroeid worden. Klinkt heel heftig. Mijns inziens: geestelijk afgesneden worden.

Leviticus 8:1-36 Nadat de wet op de offers zijn geboden, begint de offerdienst. De inwijding van Aäron en zijn zonen wordt herhaald (Exodus 28,29), nu met de offers er bij.

De kern van ‘Hij draagt op, Hij gebiedt’, lezen we in vers 34 “Zoals men op deze dag gedaan heeft, zo heeft de HERE geboden voortaan te handelen, om over u verzoening te doen’.


Jeremia 7:16-8:3 Voor mij was het een hele overgang naar deze verzen in Jeremia. Vorige week en in de hoofdstukken uit Leviticus lazen we hoe Jahweh gebood om offers te brengen. Zo gedetailleerd, zo zuiver, zodat er verzoening kon komen en Hij onder hen kon wonen. Nu, in Jeremia, lijkt het alsof hij die offers helemaal niet wil. Het lijkt tegenstrijdig. Toch is dat niet zo.

Voor mij ligt het antwoord in vers 23 “maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga”. Het brengen van offers vraagt gehoorzaamheid. Om het te doen, zoals Hij het wil. Maar het is meer. In het woord ‘gehoorzaamheid’ zit het woord ‘horen’. Horen we de stem van Hem, waarom Hij wil dat de offers worden gebracht? De kern van alles is: Horen we Zijn stem? Horen we in Zijn stem Zijn hart? Zo niet, dan worden het offers zonder toewijding, of offers die vermengt worden met andere zaken.

Hij gebiedt. Dat is niet het volgen van regels om de regels, maar omdat Hij de weg van de mens wil zegenen en zorgen dat het Hem welgaat.

Jeremia 9:23,24 Zijn hart komt in deze verzen naar voren. Wat een parel. Zo’n God willen we dienen.


Marcus 12:28-34  In een confrontatie met de Schriftgeleerden noemt Jezus het belangrijkste gebod: de HERE liefhebben met heel ons verstand, onze ziel en al onze kracht. Nauw daarmee is verbonden het liefhebben van onze naaste. Horen we naar wat Hij gebiedt, naar wat Hij opdraagt?