Parasha 30 Zeg!    Emor

 

Lezen Thora: Leviticus 21:1-24:23; Haftara: Ezechiël 44:15-31 2e Testament 1 Petrus 2:4-10


Een mooie pakkende titel of naam voor deze Parasha: Zeg of spreek. Een woord waar je snel over heen leest. Alleen al in Leviticus komt het vaak voor. Let je daarop, dan ga je anders tegen deze hoofdstukken aankijken. Wie spreekt? Tot wie? Waar wordt over gesproken? Luisteren we naar wat gezegd is?

We gaan aan de hand van de vragen door de Parasha van deze week.


Leviticus 21:1 Zoals de meeste keren staat de titel in het eerste vers. Tegelijk kunnen we de genoemde vragen beantwoorden. De HERE spreekt. De Ik ben die Ik ben. Hier spreekt Hij tot Mozes. Mozes moet vervolgens spreken tot Aäron en zijn zonen, dat zijn de priesters. Dit laatste is zeker belangrijk omdat we dan lezen voor wie het gesprokene (in eerste instantie) is bedoeld.

Leviticus 21:1-15 Waar wordt over gesproken? Over geboden waar de priesters zich aan moeten houden. De NBG-vertaling noemt het de heiligingswetten. Persoonlijk reageer ik vaak wat negatief op het woord ‘wetten’. Eigenlijk gaat het over onderwijs wat Hij geeft. Wel met een duidelijke boodschap. Vandaar het woord ‘zeg!’.

Enkele voorbeelden zijn: een priester zal geen dode aanraken (enige uitzonderingen worden genoemd). Of geen kale plek op hun hoofd maken en de rand van de baard wegscheren. Of geen ontuchtige of onteerde vrouw huwen. Wat is de reden dat Mozes dit moet zeggen? De priesters mogen zich niet verontreinigen, zich niet ontheiligen, want zij zijn heilig, omdat Ik heilig ben!

Leviticus 21:16-23 De lijn is duidelijk. De HERE, Jahweh, spreekt. En Hij spreekt steeds tot Mozes. Mozes moet nu alleen tot Aäron spreken. Mozes moet namens de HERE zeggen dat nakomelingen van hem geen lichamelijke gebreken of bijvoorbeeld huidziekten moeten, als ze priester willen worden. Opnieuw vanwege de heiligheid.

Leviticus 21:24 Opvallend is dat het hoofdstuk eindigt met een Mozes die spreekt. Hij spreekt tot Aäron, tot zijn zonen en … ook de Israëlieten. Is dat gebeurd voor de openheid? Zij zijn getuige waar de hogepriester en priester zich aan moeten houden, en kunnen het alleen maar ondersteunen. Vanwege het feit dat Hij heeft gesproken.

Leviticus 22:1-16 Hij spreekt opnieuw tot Mozes. Mozes moet vervolgens tot Aäron en de zonen spreken. Hij spreekt over het niet ontheiligen van Zijn Naam, over de heilige gaven. In de verzen die volgen wordt dit nader uitgewerkt: geen onbevoegde zal van de heilige gaven eten. Geen nakomeling van Aäron zal van de heilige gaven eten als hij een zaaduitstorting heeft gehad, of melaats is, een dode heeft aangeraakt en nog veel meer. De priester moet rein leven. Doet hij dit niet, dan draagt hij zondeschuld.

Leviticus 22:17-25 Nu moet Mozes vervolgens tot Aäron, zijn zonen en de Israëlieten spreken (en indirect tot de vreemdelingen). Mozes spreekt over offers, dat deze gaaf moeten zijn. Alle offers moeten overeenkomstig zijn zoals Hij heeft voorgeschreven. Zij mogen niet uit de hand van de vreemdeling eten, want zij zijn geschonden, er is een gebrek aan.

Leviticus 22:26-33 De woorden die volgen, worden alleen tot Mozes gesproken. Pas als een rund, geit of schaap 8 dagen oud is, mag deze geofferd worden. Ook zullen moeder en jong niet tegelijk geofferd worden. De HERE benadrukt aan Mozes dat Zijn geboden nauwgezet in acht moeten worden. Want Hij is de HERE, heilig en deed u uit Egypte komen.

Leviticus 23:1-22 Een belangrijk hoofdstuk volgt. Mozes moet namens de HERE tot de Israëlieten over de feesttijden spreken. Het zijn Mijn feesttijden en de samenkomsten zijn heilig. De sabbat wordt genoemd als eerste. Vervolgens Pesach (de 14e van de 1e maand in de avondschemering), het feest van de ongezuurde broden, vanaf de 15e van de 1e maand. Inclusief de dag van de eerstelingen en beginnende en eindigend met een sabbat.

Op één van deze sabbatten begint de Omertelling tot Sjavaoet, Pinksteren, de 50e dag. Verschillende details krijgt Mozes van God te horen, zoals de beweegbroden, de beweegoffers.

Leviticus 23:23-32 Daarna spreekt God tot Mozes over de najaarsfeesten: de dag van de sjofar, de grote verzoendag. Respectievelijk op de 1e en de 10e van de 7e maand.

Leviticus 23:33-36 De HERE spreekt verder tot Mozes over het Loofhuttenfeest. Dit feest is vanaf de 15e  dag in de 7e maand, 7 dagen lang. Ingezoomd wordt op de loelav, een kleine bundeling van palmtakken, wilgen, etrog die gedragen wordt tijdens het vrolijke feest. Ook dat als herinnering men tijdens deze dagen in een loofhut moet wonen.

In het begin stelde ik de vraag: is naar het spreken geluisterd? Het volk Israël heeft het niet altijd exact gevierd. Toch is het bijzonder dat na duizenden jaren, de feesten nog worden gehouden, ondanks dat er geen tempel meer is. In de 2e eeuw (kan ook de 4e zijn) heeft de kerk zich losgemaakt en de feesten naar eigen inzicht aangepast.

Leviticus 24:1-9 Mozes moet daarna tot de Israëlieten spreken over de kandelaar en de toonbroden. De NBG spreekt van ‘gebieden’. Naar mijn mening geeft dat aan, dat Hij deze geboden belangrijk vind. De kandelaar moet steeds blijven branden. Het is allemaal bestemd en zichtbaar voor het aangezicht des HEREN.

Leviticus 24:10-22 Ineens krijgen we met een ander spreken te maken. Het is eigenlijk niet te vergelijken. Iemand die een vloek uitspreekt en/of de Naam lastert. Wat moeten we daar mee doen? De HERE spreekt heldere taal tot Mozes. Godslastering is ernstig. Steniging. Mozes spreekt de woorden van God tot de Israëlieten.


Ezechiël 44:15-31 In de Haftaralezing lezen we opnieuw over de HERE die spreekt. Nu is het tot Ezechiël. Mijns inziens spreekt Ezechiël over de tempel die nog gaat komen en benoemt hij verschillende geboden, waaraan de priesters zich moeten houden. Bijvoorbeeld het dragen van linnen broeken, het niet scheren van hun hoofdhaar of loslaten hangen en het knippen. De belangrijkste geboden zijn natuurlijk het onderscheid leren aan de mensen wat is heilig en rein (ten opzichte wat onheilig of onrein is).


1 Petrus 2:4-10 De laatste verzen van vandaag komen van de apostel Petrus. Petrus spreekt over de levende steen, over het brengen van geestelijke offers. Hij noemt daarbij verschillende woorden die de profeten zoals Jesaja en Hosea hebben gesproken. Of wat Mozes eerst namens de HERE heeft gesproken.


Een prachtige bundeling van het spreken van God door de eeuwen heen, komt samen in deze verzen. Iets anders gezegd. Al het spreken van Hem wijst naar die Levende Steen. Luisteren wij naar Hem? Ook wij zijn een koninklijk priesterschap….in ontferming aangenomen.