Extra Parasha 8e dag Loofhuttenfeest Shemini Atsereth

Lezen  Deuteronomium 14:22- 16:17; 1 Koningen 8:54-66; Mattheüs 17:1-9

Een redelijk korte Parasha deze keer. Enkele hoofdstukken uit Deuteronomium, het laatste boek van de Thora. Vervolgens gaan we naar het slot van Salomo’s gebed bij de inwijding van de tempel. In Mattheüs gaan we naar de verheerlijking op de berg. De uitdrukking ‘kort maar krachtig’ is zeker van toepassing op deze Bijbelgedeelten. Krachtig, omdat er mooie parels in staan. Laat ik maar eens een paar noemen.

Deuteronomium 14:22 Het was me al veel vaker opgevallen dat in de Thora de naam ‘Jeruzalem’ niet wordt genoemd. Er zijn diverse aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld de koning van Salem, Melchizedek. De meeste keren wordt het ‘de plaats’ genoemd. De plaats die Hij verkiezen zal. Daar zal men de tienden voor Gods aangezicht eten. In hoofdstuk 16 wordt driemaal genoemd dat het volk verschijnen zal in ‘de plaats’.

De Parasha begint met het geven van de tienden van het koren, most, olie en het vee. Tijdens de Bijbelse feesten zal men niet met lege handen komen voor Zijn aangezicht. (Deut. 16: 16). Wil men van de eerstelingen van het vee een offer brengen, dan moet dit zonder gebrek zijn. Spreuken 3:9,10 zegt het heel mooi “Vereer de HERE met uw rijkdom en met de eerstelingen van al uw inkomsten, dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden en uw perskuipen van most overstromen.” Goddelijke principes komen in werking.

Deuteronomium 12:23 Wat ik zeer opvallend vind is dat er genoemd wordt dat de tienden die we geven, gegeten worden voor het aangezicht van de HERE. Wat komt deze uitdrukking vaak voor in de bijbel en als we daar zijn, voor het aangezicht, gebeurd er van alles. Alleen al in deze Parasha: eten (14:23), verschijnen (16:26), vrolijk zijn (16:14), smeken (1 Koningen 8:59).

Deuteronomium 14:24 Tijdens het lezen viel me nog een woord op, wat in verschillende vormen voorkomt. ‘Gezegend heeft’ , ‘zegenen’ (14:29), ‘God u zegent’ (15:6), ‘God zal u zegenen in al uw werk’ (15:10), ‘de slaaf niet met lege handen laten gaan, Hij heeft u gezegend (15:14) of ‘geven aan de arme zorgt dat Hij ons in al het werk zal zegenen’ (15:10). Wij komen voor Gods aangezicht, omdat Hij ons zal ‘zegenen in heel onze oogst’ (16:15).

Gods karakter wordt zichtbaar: Hij is een zegende God, Hij wil Israël en ons zegenen, opdat wij de arme of de slaaf zegenen. Welke God is als Hij? Dat maakt blij. 1 Koningen 8:65,66 spreekt over de koning die het volk zegent. En op de 8 e dag gaat het volk verheugd naar huis. Onder de indruk van de God van Israël. Aan Hem waren 22.000 en 120.000 stuks kleinvee geofferd. (vers 63)

Ook Petrus en Jakobus kwamen onder de indruk van de Tegenwoordigheid van God (Mattheüs 17:6), zij wierpen zich op hun aangezicht. Het gelaat van Jeshua straalde. Jeshua die op de 8 e dag van het Loofhuttenfeest, het grote Hosianna, het uitriep: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot MIJ en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. (Johannes 7:37,38)

Deze tekst past u aan door erop te klikken.

Desertrose International
Touching heaven, changing earth